De huizen: fundering, bouwmaterialen en indelingen

Puntgave fundering van pand nummer 58 in 2010. Tien lagen gemetselde stenen in trapezevorm die een langgerekte, verbrede voet vormen: de zogenoemde fundering op staal. De foto werd genomen in de poort die het huis rijk is.

Een hardnekkig misverstand dat al sinds jaar en dag de ronde doet, is dat de huizen in de Oosterstraat zijn gebouwd op koeienhuiden. Toegegeven, aan de fundering van de panden is geen enkele heipaal te pas gekomen, maar dat de ruim honderd jaar oude muren worden gedragen door een laag dierenvellen is klinkklare onzin. Het fundament bestaat uit metselwerk waarop muren en balklaag rusten. Waar het huidenverhaal dan vandaan komt? Wellicht werd een aloude bouwmethode gehanteerd. Bij gebrek aan plastic in die dagen, werd er op huiden gemetseld om optrekkend grondwater tegen te gaan.

De kruipruimte onder de vloeren ligt onder kniehoogte. In pand nummer 19 werden de originele balken verwijderd om vloerverwarming aan te kunnen leggen (2019). Voor het resultaat klik hier.

...mede als gevolg van lekkende goten spoelden delen van de fraaie voegen weg...

Voor de voorgevels werd een Waalsteen gebruikt, afgewerkt met een opgelegde voeg. Dat gaf de huizen een chic uiterlijk. In de loop der jaren – mede als gevolg van lekkende goten – spoelden delen van die fraaie voegen weg. Om de tand des tijds te verhullen, zijn tal van panden inmiddels voorzien van een stuc- of verflaag of zijn opnieuw opgemetseld.

In 2011 besloten de eigenaren van de nrs 9, 18 en 39 de voorgevels van hun panden in oude luister te herstellen door de Schiedamse specialist Ooijkaas. Op de foto de opgelegde voegen in wording van pand nr 9.

Restant uit een ver verleden: pand nummer 48 dat nog de authentieke ramen bezit.

Om de panden nog meer cachet te geven werden alle bovenramen, dus ook die van de deuren, uitgevoerd in glas-in-lood (klik hier voor alle restanten van glas-in-loodramen in de straat). De onderramen waren in het midden voorzien van een verticale spijl. 

Gele IJsselsteentjes aan de achterzijde. Op de foto rechts een voorbeeld van het befaamde, schuin naar beneden aflopende houten uitbouwtje. 

De achterzijde  bestond uit een muur van gele IJsselsteentjes. Aan die muur werden houten uitbouwtjes met schuin naar beneden aflopend dak geplaatst bij wijze van schuurtje. De, voor die tijd, ruim bemeten achtertuinen werden gebruikt om groenten te kweken of om kippen te houden. En uiteraard ook om kolen op te slaan. Tussen de huizen bevonden zich lage, houten erfafscheidingen.

Pand nummer 27 beschikt anno nu nog steeds over de schitterende, authentieke plafonds in de voor- en achterkamer.

Pand nr 9 in 1965. Stucwerk, schouw en glas-in-loodramen zijn inmiddels verdwenen.

Pand nr 45 in 1975. Ook hier is anno nu niets meer van de rijke versieringen te zien.

De huizen bestonden uit een ‘mooie’ voorkamer, inclusief schouw. Het plafond was gestuct en voorzien van fraaie ornamenten. In de achterkamer, ook wel keukenkamer genoemd, bevonden zich het keukentje en tevens de ouderbedstee. Ook deze kamer had een schouw. De kinderen sliepen op de bovenverdieping. 

Ze zijn er nog: zes panden die anno 2010 de aloude trekbel bezitten.

De Oosterstraat in 1960. Een aantal daken aan de voorzijde heeft nog de kleine erker van weleer. Aan de achterzijde (links op de foto) nog twee daken die slechts van metalen klapraampjes zijn voorzien.

Alle daken aan de voorzijde waren voorzien van een kleine erker. Aan de achterzijde soms ook en anders zorgden ijzeren klapraampjes in geringe mate voor lucht en licht. De trap naar boven bevond zich of in de keukenkamer of in de gang.

Voorbeeld van een gedeelde poort (nr 23) tussen de panden nr 21 en 25. 

Pand nr 15-17 met eigen poort (1885).

De poorten, die vrijwel allemaal een eigen nummer hebben, zijn divers. Sommige poorten boden in het verleden toegang tot meerdere huizen via de achterzijde, bij weer andere gaat het om een gedeelde poort tussen twee huizen. Sporadisch is er ook een poort die alleen maar tot één huis behoort.

Onze straat in 1889. De oneven nummers kijken aan de achterzijde uit over het polderland naar de spoorweg. Duidelijk is de sloot te zien die tot en met nummer 81 de achtertuinen begrenst. Als extra ijkpunten zijn aan die kant de smidse van Bongers, pand nummer 7 (waarmee de lage bebouwing anno nu begint en de fietsenstalling (ooit nummer 97) aangegeven. De vijf woningen daarnaast sneuvelden bij de ophoging van de straat ten behoeve van nieuwbouw. 

Waren alle panden aan het begin van de straat van dezelfde opzet en uitvoering, verderop werden ze kleiner van afmeting. Diezelfde trend is te zien in de Villastraat en de Oostsingel. Naar de reden daarvan kunnen we alleen maar gissen. Volgens sommigen had het te maken met de locatie, oftewel: hoe dichter bij de Singel – in die dagen een plek waar tal van notabelen woonden – hoe groter de huizen. Weer anderen denken dat minder kapitaalkrachtige projectontwikkelaars hun slag halverwege de straten sloegen en blokjes met kleinere huizen – korte bouwtijd en geringere investering – uit de grond stampten.

De Villastraat (links) en de Oostsingel (rechts).